Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een bodemverontreiniging zonder urgentie tot sanering niet leidt tot een verlaging van de WOZ-waarde van een woning. De rechtbank is niet gebleken van een verplichting tot sanering en van daarmee samenhangende saneringskosten voor woningeigenaar X. Van enige daadwerkelijke beperkingen die een waardedrukkend effect hebben, is evenmin sprake. 

X is eigenaar van een vrijstaande woning met een inhoud van 630 m³ gelegen op een perceel van 488 m². De woning is gebouwd in 2000 en beschikt over een garage. De WOZ-waarde 2011 (waardepeildatum 1 januari 2010) is vastgesteld op € 452.782. X bepleit een forse verlaging van deze waarde in verband met ernstige bodemverontreiniging op het perceel.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de bodemverontreiniging zonder urgentie tot sanering niet leidt tot een verlaging van de WOZ-waarde van de woning van X. De rechtbank is niet gebleken van een verplichting tot sanering en van daarmee samenhangende saneringskosten voor X. Van enige daadwerkelijke beperkingen die een waardedrukkend effect hebben, is evenmin sprake. De rechtbank oordeelt dat de vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is. De rechtbank neemt hierbij vooral in aanmerking dat een vergelijkbare vrijstaande woning in dezelfde straat en met hetzelfde bouwjaar en nagenoeg gelijke inhoud en perceelsoppervlakte enkele maanden na de peildatum is verkocht voor een bedrag van € 27.000 meer dan de waarde van de woning van X. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 29 maart

58

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen