Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de BPM binnen één maand na de verkoop aan een niet btw-ondernemer op aangifte door X bv voldaan had moeten worden.

X bv is als btw-ondernemer vanaf 29 november 2013 met BPM-vrijstelling houder van een bestelauto. In september 2014 is de auto door de politie in beslag genomen en is in juli 2015 via de Dienst Domeinen (uiteindelijk) verkocht aan een niet btw-ondernemer. In november 2015 krijgt X bv daarom een rekening met de verschuldigde BPM. In geschil is de latere naheffingsaanslag met de 10% verzuimboete.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de BPM binnen één maand na de verkoop aan een niet btw-ondernemer op aangifte voldaan had moeten worden. De auto is namelijk binnen de vijfjaarstermijn (art. 13a lid 3 BPM 12) verkocht. Als fouten zijn gemaakt door de Dienst Domeinen of bij de inbeslagname, dan is dat de inspecteur niet aan te rekenen. Het bezwaar van X bv is terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 13a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 9 juni

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen