X bv doet in 2018 en 2019 na invoer BPM-aangiften voor 68 gebruikte personenauto's. Volgens haar is de voldane BPM te hoog, omdat een te hoge CO2-uitstoot in aanmerking is genomen. Tot 1 september 2019 wordt in binnenlandse situaties voor alle NEDC-gekeurde auto’s de uitstoot bepaald op basis van deze (oude) NEDC-waarde. Voor auto’s die al volgens de (nieuwe) WLTP-methode zijn gekeurd, wordt geheven op basis van een teruggerekende WLTP-waarde (de NEDC 2.0). Deze NEDC 2.0 waarde is tot 1 juli 2020 aan alle BPM-berekeningen ten grondslag gelegd. Na 1 juli 2020 wordt uitsluitend nog geheven op basis van de WLTP-waarde.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de op aangiften voldane BPM hierdoor mogelijk te hoog is geweest. Ten tijde van de data eerste toelating werd de CO2-uitstoot namelijk op een andere wijze gemeten dan bij de aangifte bij invoer. De inspecteur voldoet niet aan de op hem rustende bewijslast ter zake. Gelet op de uitkomst van zowel een KPMG-rapport (verschil van 7 tot 7,5 gram per km) als een TNO-rapport (verschil 5,8 gram per km), wordt de CO2-uitstoot in goede justitie met 6 gram per km verlaagd. De discriminatie zou ondervangen kunnen worden door art. 10b lid 1 Wet BPM 1992 toe te passen, waarbij de overgang van NEDC 1.0 via NEDC 2.0 naar WLTP wordt aangemerkt als een gewijzigde maatstaf van heffing, maar dat ondervangen gebeurt in de praktijk niet. Er is ook geen invulling gegeven aan de mogelijkheid om nadere uitvoeringsregels te stellen. De beroepen van X bv zijn gegrond. Voor 68 beroepen wordt onder verwijzing naar 19/3551 een aanvullende bezwaarkostenvergoeding toegekend van in totaal € 2125.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 11 augustus