De heer X oefent op 0,3 ha een vermeerderingsbedrijf uit dat plaats biedt aan gemiddeld 173 zeugen. In 1998 doet X aangifte voor de verfijnde mineralenheffing en de bestemmingsheffing. Hof Arnhem beslist dat de aanslagen niet in strijd zijn met doel en strekking van de Meststoffenwet, de algemene rechtsbeginselen, het EG-recht en het EVRM. De Hoge Raad (3 april 2009,nr. 42468, V-N 2009/16.5) oordeelt dat het hof de grieven van X ten aanzien van de verfijnde fosfaatheffing heeft verworpen zonder de aannemelijkheid te hebben nagegaan van de mogelijkheid dat de nauwkeurigheid van het uit gemiddelde resultaat van de bemonsteringen onvoldoende is. Deze aanslag kan slechts worden gecorrigeerd als uit onderzoeken blijkt dat sprake is van een ontoelaatbare systeemfout of een onnauwkeurigheid buiten de bandbreedte van 15%. X kan echter ook aannemelijk maken dat de methodiek in het onderhavige geval niet heeft voldaan aan de prestatiekenmerken in de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen. Hof 's-Gravenhage oordeelt vervolgens dat X aan de hand van diverse onderzoeken niet aannemelijk maakt dat sprake is van een ontoelaatbare onnauwkeurigheid. De uitkomsten van het door de inspecteur overgelegde rapport "Vaststellen van bemonsteringsnauwkeurigheid van drijfmest" door Hoeksma en Boer worden in dit kader meegewogen. Het verwijzingsarrest laat hiervoor de ruimte door de expliciete verwijzing naar het onderdeel van de conclusie van de A-G waarin dit rapport is genoemd. Aangezien X voor het overige niet stelt dat in een concrete hem aangaande bemonstering niet is voldaan aan de vereiste prestatiekenmerken, is het beroep ook in zoverre ongegrond. De verfijnde fosfaatheffing behoeft dus geen aanpassing. X gaat wederom in cassatie.
Advocaat-Generaal Van Hilten is van mening dat X wel degelijk de stelling van de inspecteur heeft betwist - zij het nauwelijks gemotiveerd - dat hij geen zeer dunne zeugen(drijf)mest heeft afgevoerd met een drogestofgehalte van 3% of minder. De concrete vraag is dus of de mest met de mestcodes die door X is afgevoerd bij bemonstering een drogestofgehalte van 3% of lager kan hebben (gehad). De A-G concludeert daarom tot vernietiging en verwijzing. Voor het overige voldoet het door het hof gehanteerde toetsingskader volgens de A-G wel aan het verwijzingsarrest.