De heer X is afkomstig uit Afghanistan. X vestigt zich in 2006 in Nederland en start met de exploitatie van een (markt)detailhandel in textiel. Er zijn geen IB-aangiftebiljetten aan X uitgereikt. X doet pas in 2010 aangifte over 2006 en 2007. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat X geen goede kasadministratie heeft. Met name de herkomst van grote contante privéstortingen is onduidelijk. X stelt dat hij geld heeft geleend van familie uit het buitenland en dat het in hun cultuur gebruikelijk is om thuis veel contant geld te bewaren. In geschil zijn de IB-aanslagen over 2006 en 2007. Rechtbank Haarlem verklaart het beroep van X gegrond, doch laat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand. X gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur op 1 juli 2011 bevoegd was om voor 2006 en 2007 zogenaamde informatiebeschikkingen te nemen, omdat op dat tijdstip voor de onderhavige aanslagen nog geen uitspraak op bezwaar was gedaan. X stelt dus terecht dat door het ontbreken van deze beschikkingen de wettelijke omkering en verzwaring van het bewijs wegens het niet voldoen aan de administratie- en bewaarverplichting niet van toepassing is. De vraag of aan deze verplichtingen is voldaan, is in dit verband niet van belang. Voor 2006 heeft te gelden dat vanwege het niet tijdig opleggen van een aanslag het verlies uit werk en woning conform de aangifte wordt vastgesteld op € 32.786. De winstcorrectie van 2007 is wel terecht. X maakt niet aannemelijk dat hij geld van zijn familie heeft geleend. Het belastbaar inkomen uit werk en woning van 2007 wordt voor het grootste deel verrekend met het verlies van 2006. De beroepen van X zijn gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 14 april