Belanghebbende, mevrouw X, is op huwelijkse voorwaarden gehuwd. In 2010 bezit X alle aandelen in C bv. De bv houdt zich bezig met de in- en verkoop en verhuur van machines en gereedschappen. De bv koopt in 2010 een boot voor € 547.400. Bij aflevering is deze op naam van de echtgenoot van X geregistreerd zonder dat hiervoor een vergoeding aan de bv is betaald. In april 2013 kondigt de inspecteur deswege een IB-correctie aan en vraagt hoe de correctie tussen X en haar echtgenoot moet worden verdeeld. X en haar echtgenoot vragen daarop enkel om de correctie achterwege te laten. De inspecteur belast vervolgens de gehele winstuitdeling bij de echtgenoot. In geschil is of de inspecteur de winstuitdeling later alsnog voor de helft bij X kan belasten. X is inmiddels van haar echtgenoot gescheiden en hij is failliet.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur bevoegd was om de correctie alsnog voor de helft aan X toe te rekenen. Weliswaar zijn X en haar ex akkoord gegaan om in eerste instantie de correctie geheel bij hem te belasten door niet te reageren op de door de inspecteur gemaakte keuze, maar de ex was toen al failliet en dus niet meer bevoegd om de keuze op grond van art. 2.17 lid 4 Wet IB 2001 te maken. Er is sprake geweest van een vermogensverschuiving van de bv naar X van € 547.400 om haar te bevoordelen en X moet zich daarvan bewust zijn geweest. X heeft het voordeel vervolgens aan haar ex-echtgenoot doen toekomen. X beroept zich vergeefs op het vertrouwensbeginsel, in die zin dat de correctie alleen bij haar ex mag worden belast. Vanwege het faillissement heeft de inspecteur de onderhandelingen over een minnelijke oplossing namelijk beëindigd. Door haar deelname aan die onderhandelingen heeft X het recht verspeeld om een beroep op opgewekt vertrouwen te doen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 25 augustus