Belanghebbende, X, is gehuwd geweest. Het huwelijk is in 2008 ontbonden. In het echtscheidingsconvenant zijn afspraken vastgelegd over de zorg voor de vier kinderen, waaronder bij welke ouder zij wonen. In de aangifte IB 2012 maakt X aanspraak op de alleenstaande-ouderkorting, maar de inspecteur kent de korting niet toe. X neemt het standpunt in dat hij op grond van de feitelijke situatie recht heeft op de korting. Twee van de vier kinderen wonen bij hem, en de twee andere kinderen wonen gedeeltelijk bij hem. De inspecteur weigert de korting omdat de kinderen niet op zijn adres staan ingeschreven in de GBA.
Hof Arnhem-Leeuwarden, oordeelt net zoals eerder rechtbank Gelderland heeft gedaan, dat X geen recht heeft op toepassing van de alleenstaande-ouderkorting. X voldoet niet aan de voorwaarde dat zijn kinderen in 2012 gedurende meer dan zes maanden op zijn woonadres staan ingeschreven. Het is de keuze van de wetgever geweest om dit objectieve criterium als voorwaarde te stellen en de wetgever blijft daarmee volgens een arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2008 binnen de hem toekomende (ruime) beoordelingsbevoegdheid. Het hof verwerpt het beroep van X op het vertrouwensbeginsel. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 4 november