Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de BOR terecht niet toepast voor zover de schenking is toe te rekenen aan vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de verhuuractiviteiten.

A houdt certificaten van aandelen in DH bv. De activiteiten van DH bv, en haar (in)directe deelnemingen, bestaan uit projectontwikkeling, bouw en afbouw van panden in eigen beheer (bouwactiviteiten) en verhuur van panden (verhuuractiviteiten). Op 12 juni 2014 schenkt A één certificaat aan belanghebbende, X. In de aangifte schenkbelasting wordt een verzoek om toepassing van de BOR (art. 35b SW 1956) gedaan. De inspecteur is van mening dat de BOR alleen van toepassing kan zijn op vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de bouwactiviteiten, en niet op vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de verhuuractiviteiten.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de BOR terecht niet toepast voor zover de schenking is toe te rekenen aan vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de verhuuractiviteiten. Volgens de rechtbank slaagt X er namelijk niet in om aannemelijk te maken in hoeverre ten aanzien van de verhuuractiviteiten arbeid is verricht die naar aard en omvang onmiskenbaar tot doel heeft het behalen van redelijkerwijs te verwachten voordelen die het rendement bij normaal actief vermogensbeheer te boven gaan. De BOR kan wel worden toegepast op de vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de bouwactiviteiten, maar aangezien deze onroerende zaken, ten tijde van de schenking, nog geen vijf jaren in het bezit waren van A, geldt de BOR in casu ook niet voor die vermogensbestanddelen. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 35b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 4 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen