Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat er een redelijke grond is om onderscheid te maken tussen loon uit tegenwoordige en loon uit vroegere dienstbetrekking. Wajongers hebben dus geen recht op de arbeidskorting.
De heer X werkt fulltime voor een detacheringsbedrijf. Zijn loon wordt op grond van de Wajong door het UWV aangevuld tot 100% van het minimumloon. In geschil is of de uitkering terecht is aangemerkt als inkomen uit vroegere dienstbetrekking zodat de arbeidskorting niet op X van toepassing is.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat er een redelijke grond is om onderscheid te maken tussen loon uit tegenwoordige en loon uit vroegere dienstbetrekking. Wajongers hebben dus geen recht op de arbeidskorting (vgl. HR 28 januari 2005, 40.045, V-N 2005/8.8). De Wajong-uitkering is geen onmiddellijke tegenprestatie voor arbeid, maar een uitkering ter vervanging van gederfde inkomsten in verband met het beperkte arbeidsvermogen (zie ook Hof Amsterdam 25 september 2014, 14/00121, V-N 2015/6.25.11). Veel jonggehandicapten zijn niet in staat om met betaalde arbeid (volledig) in hun inkomensbehoefte te voorzien, zodat X wel de jonggehandicaptenkorting (art. 8:16a Wet IB 2001) krijgt. De beroepen van X zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet inkomstenbelasting 2001 8.16a
Wet inkomstenbelasting 2001 8.11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 11 november