De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van een verboden discriminatie. Er moet namelijk rekening worden gehouden met het gezamenlijke inkomen van X en de partner met wie hijsamenwoont, Y.

Belanghebbende, X, en zijn partner, Y, wonen in België. X drijft een eenmanszaak in Nederland, waarvoor hij ook vanuit een v.i. in België werkzaamheden verricht. Y heeft slechts Belgische looninkomsten (€ 103.139). X en Y kiezen beide voor een behandeling als binnenlands belastingplichtige. In zijn IB-aangifte 2011 verzoekt X om een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Dit verzoek heeft betrekking op 10% van de aangegeven belastbare winst, omdat hij voor dat deel werkt vanuit de Belgische v.i. De inspecteur verrekent de aan België toerekenbare positieve inkomsten met de negatieve inkomsten uit de Belgische woning, zodat effectief geen aftrek wordt verleend. X gaat in cassatie en beroept zich op de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU ('Schumacker-doctrine').

De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van een verboden discriminatie. Volgens de Hoge Raad moet namelijk rekening worden gehouden met het gezamenlijke inkomen van X en de partner met wie hij samenwoont, Y. Het in België verworven gezamenlijke inkomen is dan ook voldoende voor het in aanmerking nemen van de persoonlijke en gezinssituatie van X. Dat X en Y in België niet als samenwonend worden beschouwd doet hier verder niet aan af. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 2.5

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 november

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen