Belanghebbende, X, en zijn vrouw A zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Sinds 27 mei 2004 houden X en A de aandelen in Z bv. A is in loondienst werkzaam bij Z bv, en X geniet een pensioen uit Z bv. A overlijdt in 2012. Door het overlijden van A vallen pensioen- en lijfrenteverplichtingen vrij, en neemt de waarde van de aandelen in Z bv toe. De inspecteur corrigeert op grond van art. 13a SW de aangifte erfbelasting. Hij neemt namelijk de waardestijging van het aan X krachtens de huwelijksgemeenschap toekomende ab van 50% van de aandelen in aanmerking als belaste verkrijging. In geschil is uitsluitend of de bedrijfsopvolgingsfacilitieit (BOF) van toepassing is op deze fictieve verkrijging. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de BOF niet van toepassing is op de fictieve verkrijging ex art. 13a SW. Het ab dat op grond van het huwelijksvermogensrecht aan X kan worden toegerekend, en waarop in casu art. 13a SW van toepassing is, heeft in fiscale zin namelijk niet tot het vermogen van A behoord.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de (fictief) verkregen aandelen in Z bv bij A niet behoorden tot een ab in de zin van afdeling 4.3 Wet IB 2001. Volgens het hof is dan niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de BOF. Voor de aandelen die op grond van het huwelijksvermogensrecht aan X toekomen kan de BOF dan niet worden toegepast. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 11 april