De inspecteur stelt het belastbaar inkomen uit werk en woning van X voor het jaar 2008 in eerste instantie vast op nihil. De Hoge Raad stelt het verlies medio 2013 uiteindelijk vast op € 18.814. De inspecteur stelt de verliezen voor de jaren 2008 en 2009 vervolgens eind 2013 vast op € 18.814 en € 3285. X stelt de inspecteur vervolgens in gebreke, omdat de inspecteur volgens X, tegelijkertijd met het vaststellen van de verliezen, een verliesverrekeningsbeschikking had moeten nemen. Begin 2014 stelt de inspecteur de verliesverrekeningsbeschikkingen vast. X stelt dat hij voor het jaar 2009 recht heeft op een dwangsom van € 15.000, omdat de verliesverrekeningsbeschikking niet tijdig is vastgesteld. Hij verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank van 7 augustus 2013.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op een dwangsom van € 15.000. De rechtbank overweegt hierbij dat het verzet tegen de uitspraak van 7 augustus 2013 gegrond is verklaard, zodat deze uitspraak is vervallen. X kan dan geen beroep meer doen op deze uitspraak. Verder merkt de rechtbank nog op dat de uitspraak van 7 augustus 2013 het afgeven van een verliesvaststellingsbeschikking betreft en niet een verliesverrekeningsbeschikking. Ook wijst de rechtbank er nog op dat een verliesverrekeningsbeschikking geen beschikking op aanvraag is, maar ambtshalve moet worden vastgesteld, zodat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het recht op een dwangsom. De rechtbank verklaart het beroep van X niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.152
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 1 december