De heer X is houder van twee auto's, waarvoor respectievelijk in 2012 en 2008 vrijstellingsbeschikkingen motorrijtuigenbelasting waren afgegeven. In geschil is of X voor de auto's vanwege de verscherpte oldtimervrijstelling per 1 januari 2014 weer belasting is verschuldigd. Auto 1 rijdt op benzine en komt in aanmerking voor de overgangsregeling (kwarttarief/drie maanden niet rijden in de winter). In auto 2 was in 2008 een LPG-installatie (G2) ingebouwd. Deze is op 1 januari 2014 nog aanwezig. Volgens Rechtbank Noord-Holland zijn de vrijstellingsbeschikkingen van rechtswege vervallen. X stelt in hoger beroep dat de uitspraak op bezwaar is geantedateerd of later is verzonden dan uit de dagtekening zou blijken en dat de inspecteur daarom een dwangsom heeft verbeurd.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur gelet op de uitdrukkelijke verklaring van de behandelende ambtenaar aannemelijk maakt dat de uitspraak op bezwaar tijdig is opgemaakt en verzonden, juist omdat de deadline dreigde te verstrijken. De hoogte van het kwarttarief voor auto 1 is terecht berekend op basis van twaalf maanden en niet op negen maanden. Voor auto 2 claimt X vergeefs toepassing van de overgangsregeling. Het maakt niet uit dat deze auto op 1 januari 2014 ook op benzine kan rijden. De RDW-inschrijving als LPG-auto is namelijk beslissend. Ondanks dat diverse gemeenten milieuzones hebben, krijgt X terecht geen korting op het normale (G2) mrb-tarief. Het beroep van X is uitsluitend gegrond, omdat X in de bezwaarfase niet is gehoord en de rechtbank heeft miskend dat hierover was geklaagd. X krijgt daarom wel de griffierechten terug en hij krijgt een proceskostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 84a
Algemene wet bestuursrecht 7:3
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 22c
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 12 december