Rechtbank Den Haag oordeelt dat nu eiser niet de economische eigendom van het recht van erfpacht heeft verkregen, er geen sprake is van een eigen woning.
X is directeur en enig aandeelhouder van Holding BV. Deze BV is enig aandeelhouder van BV1 die erfpachter is van een perceel, inclusief opstallen. De opstallen bestaan uit tennisbanen, kegelbanen, een conferentiecentrum, horecagelegenheid en een dienstwoning. BV1 heeft X de economische eigendom van de dienstwoning geleverd. X bewoont samen met zijn partner 68% van de dienstwoning. In geschil is of sprake is van een eigen woning.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat nu eiser niet de economische eigendom van het recht van erfpacht heeft verkregen, er geen sprake is van een eigen woning. De erfverpachter heeft geen toestemming verleend voor de economische eigendomsoverdracht terwijl dit blijkens de akte van economische levering en de akte van erfpachtvoorwaarden wel als voorwaarde is gesteld. Er is geen sprake van een rechtsgeldige economische eigendomsoverdracht van het recht van erfpacht aan X. De goedkeuring van onderdeel 1.2.2 van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 24 november 2009, nr. CPP2009/2342M, BNB 2010/75, V-N 2009/62.13, mist daarom toepassing. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Lees ook het thema Eigenwoningregeling.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 4 april