WM is de uiteindelijk begunstigde van diverse Luxemburgse vennootschappen. Deze vennootschappen dienen bij de Luxembourg Business Registers een verzoek in om de toegang tot de informatie over WM als uiteindelijk begunstigde van die vennootschappen te beperken. Volgens WM worden hij en zijn gezin anders op een gekwalificeerde, reële en actuele manier blootgesteld aan een onevenredig risico, en een risico van fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie.
Het Luxemburg Sovim SA verzoekt de LBR om de toegang tot informatie betreffende haar bij LBR geregistreerde uiteindelijk begunstigde te beperken.
De LBR wijst beide verzoeken af. De Luxemburgse rechter stelt in beide procedures prejudiciële vragen.
Advocaat-generaal Pitruzzella concludeert dat art. 30 lid 5 tweede alinea EU-richtlijn 2015/849 ongeldig is voor zover het bepaalt dat elk lid van de bevolking toegang krijgt tot ‘ten minste’ de daar genoemde gegevens, waardoor andere gegevens over de uiteindelijk begunstigden dan de in die alinea genoemde gegevens toegankelijk worden voor elk lid van de bevolking. Verder is volgens de A-G ook art. 30 lid 5 derde alinea EU-richtlijn 2015/849 ongeldig. De A-G merkt verder onder andere nog op dat het aan de lidstaten staat om te garanderen dat de organen of autoriteiten die zijn belast met het houden van de registers van uiteindelijk begunstigden de identiteit kennen van de personen die zich tot dat register toegang verschaffen. Ook is het aan de lidstaten om in hun nationale recht de situaties te definiëren die ‘uitzonderlijke omstandigheden’ in de zin van art. 30 lid 9 EU-richtlijn 2015/849 vormen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 4 april