Maatschap X is opgericht door zeven persoonlijke holdings, die ieder 1/7 deel van de aandelen in een bv houden. Deze bv is assurantiebemiddelaar en financieel adviseur. In de oprichtingsakte van X staat dat elke holding de economische eigendom van haar aandelenbelang in de bv inbrengt. X verricht managementactiviteiten voor de bv en brengt in dat kader managementfees aan haar in rekening. Volgens X kan dit BTW-vrij, omdat er materieel een fiscale eenheid is. De inspecteur bestrijdt dit. In geschil zijn de naheffingsaanslagen en de vraag of voor de fiscale eenheid aan de eis van financiële verwevenheid wordt voldaan.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet degene is die het stemrecht van de aandelen kan uitoefenen en dus de zeggenschap heeft om daarmee de ‘wil’ aan de bv op te leggen (zie HR 14 februari 2003, 38.238, V-N 2003/12.17 en HR 31 januari 2014, 12/01314, V-N 2014/9.16). X maakt aldus niet aannemelijk dat aan de eis van financiële verwevenheid voor de fiscale eenheid is voldaan. X beroept zich ook vergeefs op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zo maakt X met inmiddels openbare kennisgroepstandpunten niet aannemelijk dat er begunstigend beleid werd gevoerd om fiscale eenheden als deze toch toe te staan. De beroepen van X zijn ongegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X wel een immateriële schadevergoeding van € 2500.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 15 februari