Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat X en zijn echtgenote geen aanspraak maken op een vergoeding en dat zij er dus ook niet vanaf kunnen zien. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X en zijn echtgenote werken als vrijwilligers voor een ANBI-stichting. Volgens X hebben zij afgezien van een vergoeding en is in 2014 daarom in totaal € 3000 (tweemaal € 1500) aftrekbaar als gift. Volgens Rechtbank Den Haag is niet afgezien van een vergoeding, omdat in de vrijwilligersovereenkomsten staat dat voor de werkzaamheden geen vergoeding wordt betaald. De aftrek is dus terecht geweigerd. X gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag (V-N Vandaag 2022/1554) oordeelt dat X en zijn echtgenote geen aanspraak maken op een vergoeding en dat zij er dus ook niet vanaf kunnen zien. X stelt vergeefs dat het de bedoeling van de stichting was om voor hem en zijn echtgenote een uitzondering te maken. Volgens de in 2018 door de coördinator Welzijn van de stichting ondertekende overeenkomsten “periodieke gift in natura (vanaf 1 januari 2013)” bestaan de periodieke giften uit een uurloon van maximaal € 1500 op jaarbasis, maar er is geen sprake van een reëel recht op die vergoedingen. Bovendien zijn de overeenkomsten niet ondertekend door X en zijn echtgenote en zijn er geen transactienummers in vermeld. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 41

Wet inkomstenbelasting 2001 6.38

Wet inkomstenbelasting 2001 6.36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 mei

37

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen