Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat buitenlands belastingplichtige X geen hoger bedrag aan negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking kan nemen dan zijn eigen aandeel.
Belanghebbende, X, is in 2015 werkzaam in Nederland en woont met zijn echtgenote, Y, in België. Zij hebben aldaar gezamenlijk een eigen woning. Het inkomen van X is nagenoeg volledig in Nederland belast. Het inkomen van Y is volledig in België belast. Y heeft geen aangifte IB/ PVV 2015 in Nederland gedaan. X neemt in zijn aangifte IB/PVV 2015 een hoger bedrag aan negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking dan zijn eigen aandeel. In geschil is of X recht heeft op aftrek van meer dan 50% van de negatieve inkomsten uit eigen woning.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X kwalificeert als buitenlandse belastingplichtige maar geen hoger bedrag aan negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking kan nemen dan zijn eigen aandeel. Het aandeel van Y kan X niet in aanmerking nemen omdat Y inkomsten in België geniet en zij reeds de in België geldende fiscale faciliteiten ten behoeve van de eigen woning maximaal heeft benut. Dat België andere faciliteiten kent voor de eigen woning is een dispariteit en leidt niet tot strijdigheid met het Unierecht. Van discriminatie als bedoeld in artikel 26 van het Belastingverdrag met België is geen sprake. Ook geeft X een onjuiste uitleg aan het arrest X van HvJ EU (C-283/15, ECLI:EU:C:2017:102). Aftrek van de negatieve inkomsten uit eigen woning naar rato van zijn aandeel in het gezinsinkomen is ook niet mogelijk. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Eigenwoningregeling
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht, Internationaal belastingrecht, Huwelijksvermogensrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 9 december