De heer X heeft twee fiscale beroepsprocedures gevoerd tegen de gemeente. Voor deze zaken heeft Rechtbank Alkmaar aan X wegens het overschrijden van de redelijke termijn twee immateriële schadevergoedingen toegekend van € 500. Volgens Hof Amsterdam is er terecht rekening mee gehouden dat X bij de rechtbank tot twee maal toe vergeefs een wrakingsverzoek heeft gedaan. De redelijke termijn wordt daarom verlengd. De redelijke termijn is in beide zaken met niet meer dan één half jaar overschreden, zodat de toegekende vergoedingen van € 500 niet te laag zijn. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat het onderbreken van een zaak door een wrakingsverzoek geen bijzondere omstandigheid is die noopt tot afwijking van de vuistregel als genoemd in de arresten nr. 37.984 en nr. 11/04270 (zie V-N 2013/18.5) van € 500 per half jaar overschrijding. De overschrijding van de redelijke termijn is in één van de zaken daarom zeven maanden, afgerond één jaar. De vergoeding van door X geleden immateriële schade moet in dat geval worden verhoogd tot € 1000. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6