Er zijn inhoudelijke en budgettaire bezwaren tegen het omzetten van het levenslooptegoed in een verlofaanspraak. Dat schrijft staatssecretaris Vijlbrief van Financiën aan de Tweede Kamer.

Allereerst is er een ruime overgangstermijn geboden van 10 jaar bij de levensloopregeling. Hiernaast leidt de omzetting van een deel van het nog uitstaande levenslooptegoed tot een lastenrelevante derving van € 460 miljoen aan belasting in 2021. In latere jaren komt deze derving geleidelijk en deels weer binnen. Verder gaat het om een te dekken derving aan box 3-inkomsten. Ook worden werkgevers geconfronteerd met een toename van de werkgeverslasten. Ten slotte past het niet bij de doelstelling voor de uitbreiding van verlofsparen, die gericht is op vervroegd uittreden, om het mogelijk te maken het levenslooptegoed, wat een meer generiek karakter heeft, om te zetten in een verlofaanspraak.

Vijlbrief is wel voorstander van goede communicatie over de beëindiging van de levensloopregeling, zowel door de Belastingdienst als door de banken. Hierbij moet expliciet worden gewezen op mogelijke effecten op inkomensafhankelijke regelingen door een verandering in verzamelinkomen.

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 39d

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 6 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen