Belanghebbende stelt BTW-ondernemer te zijn vanwege voorbereidende handelingen. Hij is voornemens energie-onafhankelijke air-units (bij tankstations) en lantaarnpalen te gaan verkopen. Belanghebbende voert naar eigen zeggen een proef uit en heeft gesprekken met mogelijke kopers. Belanghebbende brengt in de jaren 2015 tot en met 2018 BTW in aftrek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat belanghebbende het BTW-ondernemerschap niet aannemelijk maakt en daardoor geen recht op BTW-aftrek heeft. Belanghebbende onderbouwt het voornemen tot het verrichten van economische activiteiten niet met objectieve gegevens of bewijs. Zo is er geen correspondentie met potentiële klanten of een productomschrijving overgelegd. Verder hebben de enige uitgereikte facturen geen betrekking op economische activiteiten, maar om liquide middelen van de ouders van de directeur te verkrijgen.
De rechtbank laat de boete van 25% in stand. Belanghebbende handelt lichtvaardig door het indienen van BTW-aangiften die geleid hebben tot teruggaven zonder na te gaan of daar ook recht op is. Gezien de verlaging van de boete in verband met bijzondere omstandigheden is de boete passend en geboden.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 17 januari