Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de samenloopvrijstelling van overdrachtsbelasting niet van toepassing is omdat X BV niet aannemelijk maakt dat de grond kennelijk bestemd is om te worden bebouwd.

X BV heeft op 31 december 2020 aandelen verkregen in een onroerendezaakrechtspersoon, die onder andere onroerende zaken bezit. Een van de percelen is braakliggend terrein. X BV heeft voorafgaand aan de verkrijging van de aandelen een verzoek om vooroverleg ingediend bij de inspecteur, die oordeelt dat de levering van dit perceel is vrijgesteld van omzetbelasting omdat geen sprake is van een bouwterrein. X BV heeft bij de aangifte overdrachtsbelasting een beroep gedaan op de samenloopvrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel a Wet BRV 1970. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd omdat X BV niet aannemelijk maakt dat de grond kennelijk bestemd is om te worden bebouwd. In geschil is of de samenloopvrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel a Wet BRV 1970 van toepassing is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de samenloopvrijstelling niet van toepassing is. X BV maakt niet aannemelijk dat de onbebouwde grond kennelijk bestemd is om te worden bebouwd. De rechtbank stelt dat de intentie om de grond te bebouwen moet worden ondersteund door objectieve gegevens, wat in dit geval ontbreekt. De door X BV overgelegde stukken zien op bouwplannen die ver voor de datum van levering bestonden en waarvan is afgezien, en op bouwplannen die drie jaar na de verkrijging zijn uitgevoerd. De naheffingsaanslag en belastingrentebeschikking blijven in stand, maar de verzuimboete wordt verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 15

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer, Omzetbelasting

Editie: 12 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

27

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen