Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat X haar stelling dat inleners niet aansprakelijk zijn gesteld, ook al konden deze voor meer dan € 500 aansprakelijk worden gesteld, niet aannemelijk maakt.

X is onder meer actief in het goederenvervoer, grondverzet en het leggen van kabels. In de periode 2008-2010 leent X uitzendkrachten in van vijf bv's, die in handen zijn van één familie. Later blijkt dat deze bv's geen of nauwelijks administratie voeren en dat de lonen contant worden uitbetaald. In geschil is of X in 2014 terecht als inlener voor in totaal € 6452 aansprakelijk is gesteld voor de niet afgedragen loonheffing. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is bij andere inleners vanuit doelmatigheidsoverwegingen terecht afgezien van aansprakelijkstelling. Bij hen was de mogelijke aansprakelijkstelling namelijk minder dan € 500. De totale aansprakelijkstelling wordt verminderd tot € 4027. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X haar stelling dat andere inleners niet aansprakelijk zijn gesteld, ook al konden deze voor meer dan € 500 aansprakelijk worden gesteld, niet aannemelijk maakt. De bewijslast terzake rust niet op de ontvanger. X doet zelf namelijk een beroep op het gelijkheidsbeginsel. X stelt ook vergeefs dat veel van haar uitzendkrachten ZZP’ers uit Duitsland of België zouden zijn. Bij navraag aldaar door de inspecteur is niet gebleken dat de niet verloonde uitzendkrachten waren geregistreerd als ondernemers. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 34

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 20 november

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen