Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen sprake is van een uitdeling. De inspecteur maakt namelijk niet aannemelijk dat aan de obligatielening een lagere waarde moet worden toegekend dan € 2,1 mln.

Belanghebbende, X, houdt de helft van de aandelen in J bv. X heeft ook zeggenschap over de Antilliaanse S nv. Op 20 december 2002 draagt S nv, via een Stock Transfer Form, een obligatielening van € 6 mln over aan J bv. Na een controle van een externe accountant wordt geconcludeerd dat de waarde van de obligatielening per 1 januari 2003 € 2,1 mln is. Begin 2003 erkent J bv dat zij een lening van € 2,1 mln heeft ontvangen van S nv. J bv voldoet het aan S nv verschuldigde bedrag niet en schrijft de koopsom van de obligatielening ten laste van haar resultaat af. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag op aan X. De inspecteur stelt daarbij dat X inkomen uit ab heeft genoten in verband met het door J bv aan S nv schuldig gebleven bedrag van € 2,1 mln. Volgens de inspecteur is er namelijk sprake van een winstuitdeling. Hij is van mening dat de obligatielening in het bezit van X, dan wel van een door hem beheerst lichaam, was en ten tijde van de overdracht geen waarde meer had.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen sprake is van een uitdeling. Volgens het hof maakt de inspecteur namelijk niet aannemelijk dat aan de obligatielening een lagere waarde moet worden toegekend dan € 2,1 mln. Het hof acht daarbij van belang dat de externe accountant de waarde op € 2,1 mln heeft bepaald. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 24 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen