X was eigenaar van een woning met 686 m² bijbehorende grond alsmede een aangrenzend perceel met een oppervlakte van 605 m². In 2005 verkoopt X de woning met de bijbehorende grond, maar behoudt hij het eigendom van het aangrenzende perceel. De kopers van de woning krijgen het aangrenzende perceel om niet in bruikleen en hebben bij vervreemding voor 60 m² een voorkeursrecht tot koop. In geschil is de WOZ-waarde van het aangrenzende perceel. Voor de waardebepaling heeft de taxateur de woning en het aangrenzende perceel gezamenlijk gewaardeerd, alsof er sprake zou zijn van één eigenaar en de waarde vervolgens toegerekend aan de delen van de verschillende eigenaren.
Rechtbank Breda oordeelt dat het aangrenzende perceel een zelfstandig WOZ-object is en dat het apart van de naastgelegen woning moet worden gewaardeerd. Daarbij is het aannemelijk dat X de hoogste prijs voor zijn perceel zal realiseren door het te verkopen aan de eigenaren van de woning, maar die zullen incalculeren dat er geen andere koper zal zijn voor wie de grond (even) aantrekkelijk zal zijn. Door de onderhandelingspositie van de eigenaren van de woning ontstaat een waardedrukkend effect waarmee de heffingsambtenaar ten onrechte geen rekening heeft gehouden, aldus de rechtbank die de WOZ-waarde verlaagt van € 82.000 naar € 21.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Breda
Editie: 31 oktober