X is eigenaar van een perceel gelegen naast een perceel grond met daarop een woning, welk perceel in eigendom is bij zijn kinderen. De gemeente heeft bij het bepalen van de WOZ-waarde beide percelen gezamenlijk gewaardeerd, alsof er sprake zou zijn van één eigenaar en de waarde vervolgens toegerekend aan de beide delen. Rechtbank Breda acht deze wijze van waardering niet juist.

X is eigenaar van een perceel grond met een oppervlakte van 225 m² dat is gelegen naast een perceel grond van 496 m² dat in eigendom is van zijn kinderen. X heeft op het perceel van zijn kinderen een huis laten bouwen dat door het ontbreken van een recht van opstal eigendom is geworden van de kinderen. In visueel opzicht vormen de woning en de beide percelen één geheel. Voor de waardebepaling heeft de taxateur de woning en de extra tuingrond gezamenlijk gewaardeerd, alsof er sprake zou zijn van één eigenaar en de waarde vervolgens toegerekend aan de delen van de verschillende eigenaren.

Rechtbank Breda oordeelt dat de extra tuingrond een zelfstandig WOZ-object is en dat het apart van de naastgelegen woning moet worden gewaardeerd. Daarbij is het aannemelijk dat X de hoogste prijs voor de extra tuingrond zal realiseren door het te verkopen aan zijn kinderen (de eigenaren van de woning), dan wel door een gezamenlijke verkoop van de woning en de extra tuingrond. Door de afhankelijke positie van X ten opzichte van de eigenaren van de woning ontstaat een waardedrukkend effect waarmee de heffingsambtenaar ten onrechte geen rekening heeft gehouden, aldus de rechtbank die de WOZ-waarde verlaagt van € 64.000 naar € 2000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 31 oktober

205

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen