Het kabinet heeft de ambitie om het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 op te heffen, of eerder indien mogelijk. De Belastingdienst kan dan weer met terugwerkende kracht handhaven tot de datum van opheffing, met uitzondering van situaties waarin sprake is van kwade trouw of een aanwijzing. Dat schrijft staatssecretaris Van Rij van Financiën aan de Tweede Kamer in reactie op rapporten van de Algemene Rekenkamer (ARK) en Auditdienst Rijk (ADR) over het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen en de bestrijding van schijnzelfstandigheid.

Om een soortgelijke maatschappelijke onrust als in 2016 te voorkomen, beziet het kabinet op welke manier het handhavingsmoratorium op een zorgvuldige manier kan worden opgeheven.

Het kabinet kiest ervoor om de komende tijd maatregelen te nemen langs drie lijnen om (de regels rondom) het werken met en als zelfstandige(n) meer toekomstbestendig te krijgen.

1. De inzet op een gelijker speelveld voor contractvormen wat betreft arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit;

2. Meer duidelijkheid over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige buiten dienstbetrekking (beoordeling van arbeidsrelaties) alsmede het ondersteunen van werkenden om hun rechtspositie op te eisen; en

3. Het verbeteren van toezicht en handhaving op schijnzelfstandigheid.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 28 juni

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

37

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen