Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat sprake is van een onzakelijke borgstelling zodat X daarvoor geen voorziening kan vormen. Het is aannemelijk dat een onafhankelijke derde niet bereid zou zijn geweest om onder dezelfde voorwaarden eenzelfde (debiteuren)risico te aanvaarden als X heeft gedaan.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv en, indirect, in B bv. In verband met aan A bv en B bv verstrekte kredieten verstrekt X borgtochten. In verband met het faillissement van B bv wordt X aangesproken als borg. X brengt het door hem betaalde bedrag in aftrek als ROW. In geschil is of X een bedrag in aftrek kan brengen. Een ander geschilpunt betreft de uitkering uit een oude pensioenverzekering van de overleden zus van X.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat sprake is van een onzakelijke borgstelling zodat X daarvoor geen voorziening kan vormen. Het is aannemelijk dat een onafhankelijke derde niet bereid zou zijn geweest om onder dezelfde voorwaarden eenzelfde (debiteuren)risico te aanvaarden tegen een niet van de winst afhankelijke vergoeding. X heeft namelijk het negatieve ondernemingsrisico aanvaard zonder daarbij wezenlijke zekerheden te bedingen. Voor de uitkering uit de pensioenverzekering geldt dat het standpunt van X, dat de uitkering reeds in 2004 had moeten worden belast, wordt verworpen. Verder stelt het hof vast dat de restbegunstiging na 2004 is blijven bestaan. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 10

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Wet inkomstenbelasting 2001 3.80

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 28 juni

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen