Hof Den Haag acht in navolging van de rechtbank dat het beroep van X ontvankelijk is, omdat de heffingsambtenaar het tweede bezwaarschrift had moeten aanmerken als beroepschrift en als zodanig had moeten doorsturen naar de rechtbank.

De heffingsambtenaar legt aan X een naheffingsaanslag parkeerbelasting op die hij echter nog binnen de bezwaartermijn ambtshalve vernietigt. Omstreeks de datum van de ambtshalve vernietiging heeft X een bezwaarschrift ingediend. De heffingsambtenaar stelt dat het bezwaarschrift hem niet heeft bereikt. X stuurt de heffingsambtenaar na afloop van de beslistermijn een ingebrekestelling wegens het niet tijdig doen van een uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar gegrond, maar kent geen dwangsom toe. X dient een tweede bezwaarschrift in bij de heffingsambtenaar die bericht dat hij het tweede bezwaar niet in behandeling neemt.

Hof Den Haag acht in navolging van de rechtbank dat het beroep van X ontvankelijk is, omdat de heffingsambtenaar het tweede bezwaarschrift had moeten aanmerken als beroepschrift en als zodanig had moeten doorsturen naar de rechtbank. Het hof weegt de argumenten van partijen over verzending en ontvangst en houdt het ervoor dat de heffingsambtenaar het eerste bezwaarschrift kort na de verzending heeft ontvangen. De slotsom is dat de heffingsambtenaar rechtsgeldig in gebreke is gesteld en dat hij ook daarna te laat op het bezwaar heeft beslist. De heffingsambtenaar heeft de maximale dwangsom verbeurd aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 23 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen