De Hoge Raad oordeelt dat er causaal verband bestaat tussen de wanprestatie van PSH en de schade van A bv. Dat de HIR ook zonder de wanprestatie van PSH volledig zou zijn vrijgevallen, is niet van belang.

Drafcentrum Hilversum bv beschikt over een HIR. Omdat een herinvestering in een draf- en renbaan in Almere niet doorgaat, wordt, op aanwijzing van A bv, besloten binnen de herinvesteringstermijn te investeren in vastgoedparticipaties. Drafcentrum boekt de HIR op 31 december 2003 af op de kostprijs van de vastgoedparticipaties en Paardensport Vereniging 'Hilversum' (PSH) verkoopt de aandelen Drafcentrum vervolgens op die dag aan A bv. De inspecteur is echter van mening dat de HIR vrijvalt in de belaste winst en legt een VPB-navorderingsaanslag 2003 op aan Drafcentrum. (De curator in het faillissement van) A bv stelt PSH aansprakelijk voor de geleden schade. In cassatie gaat het er om wat de contractueel tussen PSH en A bv overeengekomen garanties ter zake van de HIR fiscaalrechtelijk betekenen en welke gevolgen dat heeft voor de vraag voor wiens rekening de heffing over de vrijval van de HIR komt: de koper of de verkoper van het Drafcentrum.

De Hoge Raad acht de uitleg van het hof over de garanties in de koopovereenkomst juist en verwijst daarbij naar art. 81 lid 1 RO. Dit houdt enerzijds in dat PSH het risico draagt dat Drafcentrum de HIR volledig kan afboeken op de aanschafprijs van de op 31 december 2003 aangekochte onroerende zaken wanneer het uiteindelijke belang in Drafcentrum op de transactiedatum niet zou zijn gewijzigd. Anderzijds draagt A bv, als koper, het risico voor de gevolgen die op grond van art. 15e Wet VPB 1969 voortvloeien uit de overdracht van de aandelen in Drafcentrum op de transactiedatum. De Hoge Raad verwerpt de stelling van PSH dat ook zonder haar wanprestatie de HIR volledig zou zijn vrijgevallen. Volgens de Hoge Raad staat dit er niet aan in de weg dat causaal verband bestaat tussen de wanprestatie van PSH en de schade van A bv. De Hoge Raad verwijst de zaak nog wel naar Hof 's-Hertogenbosch. Volgens de Hoge Raad heeft Hof Arnhem-Leeuwarden namelijk ten onrechte geen rekening gehouden met de investeringen in de tribune van € 2 mln. Dat deze investeringen pas in 2005 en 2006 zouden plaatsvinden, en dus buiten de herinvesteringstermijn vallen, is niet van belang. Op dit punt is het gelijk aan PSH. Ook stelt de Hoge Raad A bv nog in het gelijk. Dit betreft het bedrag waartoe de HIR in 2002 beperkt moet blijven.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)

Editie: 12 maart

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen