De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie over het gebruik door de douaneautoriteiten van onderzoeksresultaten van een derde, waarover geen opening van zaken wordt gegeven  

Aan belanghebbende, X Ltd, is een uitnodiging tot betaling van douanerechten opgelegd. X Ltd stelt dat de goederen waarop de UTB betrekking heeft Pakistan als land van oorsprong hebben, en niet China zoals de douaneautoriteiten stellen. X Ltd voert in dit verband aan dat het bewijs van het land van oorsprong oncontroleerbaar is - en wordt gehouden - door de douaneautoriteiten.  

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie over het gebruik door de douaneautoriteiten van onderzoeksresultaten van een derde, waarover geen opening van zaken wordt gegeven. De vragen luiden (samengevat) als volgt: 1) Moet de rechter deze onderzoeksresultaten buiten beschouwing houden of geldt er een uitzondering wanneer er volgens de derde sprake is van ‘law enforcement sensitive information'? 2) Als de douaneautoriteiten geen opening van zaken kunnen geven over het onderzoek naar de oorsprong van de goederen, moeten zij dan medewerking verlenen aan een verzoek van belanghebbende om op haar kosten een waarneming en/of monsterneming in het door belanghebbende beweerde land van oorsprong uit te voeren? 3) Maakt het voor de beantwoording van de eerste twee vragen verschil of er na het doen van mededeling van de verschuldigde douanerechten nog een beperkte tijd gedeelten van monsters van de goederen beschikbaar waren? De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het HvJ EU naar aanleiding van het verzoek uitspraak heeft gedaan.  

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Douane

Instantie: Hoge Raad

Editie: 13 september

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen