De Duitser Kieback woont, tot 1 april 2005, in Duitsland, terwijl hij in Nederland in loondienst werkt. Vanaf 1 april 2005 woont en werkt Kieback in de Verenigde Staten. In zijn IB-aangifte 2005 opteert Kieback niet voor een behandeling als binnenlands belastingplichtige. In geschil is of Kieback rekening mag houden met de betaalde hypotheekrente voor zijn in Duitsland gelegen eigen woning. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat uit het arrest Renneberg van het Hof van Justitie EU (16 oktober 2008, nr. C-527/06, V-N 2008/51.14) volgt dat Kieback gedurende de eerste drie maanden van 2005 moet worden behandeld als een inwoner van Nederland en dat hij recht heeft op de aftrek van negatieve inkomsten uit eigen woning. Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Nederland niet in strijd met het EU-recht handelt door Kieback aftrek van de hypotheekrente te onthouden (18 juni 2015, nr. C-9/14, V-N 2015/34.13). Het Hof van Justitie EU overweegt daarbij dat het belastbare inkomen dat Kieback in Nederland heeft genoten niet het belangrijkste deel van zijn belastbaar inkomen vormt over het jaar 2005. Hierbij is volgens het Hof van Justitie EU niet van belang dat Kieback naar de VS is vertrokken, en niet naar een andere EU-lidstaat.
De Hoge Raad oordeelt dat Nederland niet in strijd met het EU-recht handelt door Kieback aftrek van de hypotheekrente te onthouden. Het oordeel van het hof is dan onjuist volgens de Hoge Raad. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens nog wel naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Dit hof moet onder andere onderzoeken of Kieback wenst af te zien van de bij de aangifte gemaakte keuze op grond van art. 2.5 Wet IB 2001.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 2.5