De Hoge Raad beslist dat het hof zijn uitspraak onvoldoende heeft gemotiveerd door daarin geen overweging te wijden aan het in hoger beroep nieuw bijgebrachte bewijs.

Belanghebbende, X, heeft 100% aandelen in C bv. Deze bv vormt samen met D bv een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De ondernemingsactiviteiten van D bv bestaan uit het aannemen van werk. D bv die op 11 april 2007 failliet is verklaard verrichtte in de jaren 2004, 2005 en 2006 regelmatig werkzaamheden voor een derde. Naar aanleiding van een boekenonderzoek is geconstateerd dat deze derde contante bedragen heeft uitbetaald aan X. Volgens de inspecteur heeft er in de jaren 2004, 2005 en 2006 een uitdeling plaatsgevonden van D bv aan X. De winstuitdelingen heeft X niet in zijn aangiften ib/pvv vermeld. Gevolg zijn de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv met boetebeschikkingen van 100%. X komt in beroep. Volgens Rechtbank 's-Gravenhage zijn de door X in contanten ontvangen bedragen terecht als omzet van D bv aangemerkt. Bij de vaststelling van de hoogte van de bij X in aanmerking te nemen winstuitdelingen moet wel rekening gehouden worden met gemaakte kosten ter realisering van die omzet. De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen dienovereenkomstig verminderd. Het hof neemt de oordelen van de rechtbank over voor zover het de navorderingsaanslagen betreft. De boetes worden verminderd tot nihil. X komt in cassatie. De staatssecretaris heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Volgens de Hoge Raad heeft X in hoger beroep ter betwisting van de omvang van de door de inspecteur in aanmerking genomen bedragen van de winstcorrecties, stukken in het geding gebracht die niet behoorden tot de stukken waarvan de rechtbank bij haar beoordeling van de zaken kennis heeft genomen. Door in zijn uitspraak geen overweging te wijden aan deze in hoger beroep nieuw bijgebrachte bestrijding van de correcties en zich aan te sluiten bij de gronden die de rechtbank heeft gebruikt voor het oordeel dat de inspecteur die correcties aannemelijk heeft gemaakt, heeft het hof zijn uitspraak niet naar behoren gemotiveerd. Het beroep in cassatie van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:50

Algemene wet bestuursrecht 8:77

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 november

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen