X koopt, verwerkt en verkoopt metaalafval. De inspecteur legt een naheffingsaanslag omzetbelasting op over de periode 1 april 2010 tot en met 30 juni 2020. X levert in die periode grote hoeveelheden aan een afnemer waarvan de identiteit bij X niet bekend is. Het btw-identificatienummer is door X geverifieerd en bleek onjuist. De afnemer betaalt contant en haalt de goederen zelf af, waarbij geen vervoersdocumenten worden opgemaakt. Ter discussie staat of de btw kan worden verlegd. X gaat in hoger beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat voor het toepassen van de verleggingsregeling, de identiteit van de afnemer niet bekend hoeft te zijn. Het moet slechts vast staan dat is geleverd aan een ondernemer. Dit is slechts anders als X opzettelijk aan belastingfraude deelneemt. Ondanks de onzorgvuldigheid van X is opzet niet aannemelijk gemaakt. Het hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 12