Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de aan belanghebbende en zijn echtgenote in erfpacht gegeven woning niet kwalificeert als eigen woning. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
X en zijn echtgenote kopen in 2009 een vrijstaande woning voor € 2.425.000. Later in 2009 verkopen zij de woning en een perceel duingrond aan een daartoe opgerichte stichting. Ten behoeve van X en zijn echtgenote is een erfpachtrecht gegeven op de woning en de duingrond. In 2009 en 2010 betalen zij een erfpachtcanon van € 49.988, respectievelijk € 178.512. In geschil is of de woning in de jaren 2009 en 2010 kwalificeert als eigen woning en, zo ja, of de erfpachtcanons aftrekbaar zijn.
Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2018/35.1.1) oordeelt dat de woning niet kwalificeert als eigen woning. X maakt niet aannemelijk dat de woning in 2009 en 2010 voor hem of zijn echtgenote de centrale levensplaats vormt. X werkt en overnacht in 2009 en 2010 vaker in [G] dan in de woning en neemt in [G] en de omgeving deel aan sport- en verenigingsleven. Datzelfde geldt voor X’ echtgenote. De woning is daarmee geen eigen woning. Aan de vraag of de verschuldigde canons aftrekbaar zijn, komt het hof niet toe.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111