Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur niet tegen beter weten in heeft gehandeld door in de uitspraak op bezwaar af te wijken van het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden in de zaak van de DGA van X bv. Er bestaat geen recht op een integrale kostenvergoeding.

Belanghebbende, X bv, is het niet eens met diverse (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting. In beroep bestaat alleen nog verschil van mening over de hoogte van de bezwaarkostenvergoeding en de immateriële schadevergoeding.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur niet tegen beter weten in heeft gehandeld door in de uitspraak op bezwaar af te wijken van het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden in de zaak van de DGA van X bv. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de uitspraak van het hof nog niet onherroepelijk vaststond omdat daartegen cassatie was ingesteld. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat X bv geen recht heeft op een integrale bezwaarkostenvergoeding in de onderhavige zaak. De inspecteur is bij de toekenning van de forfaitaire vergoeding terecht uitgegaan van een gemiddeld gewicht van de zaken (factor 1). Voor de toekenning van de immateriële schadevergoeding is de inspecteur terecht uitgegaan van samenhangende zaken zodat X bv geen recht heeft op een hogere vergoeding dan reeds door de inspecteur aan haar is toegekend.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 2

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

1

Gerelateerde artikelen