De Hoge Raad beslist dat het gebruik van foto's van ANPR-camera's boven snelwegen voor controle privégebruik van zakelijke auto's een ongeoorloofde inbreuk vormt op het recht van privacy. De algemene taakomschrijving van de Belastingdienst of enige (andere) wettelijke bepaling biedt hiervoor geen toereikende wettelijke grondslag.

Belanghebbende, X, rijdt vanaf het jaar 2009 in een auto die door zijn werkgever ter beschikking is gesteld. Op verzoek van X heeft de inspecteur de beschikking Verklaring privégebruik auto afgegeven. Hierin staat dat X heeft verklaard niet meer dan 500 privékilometers per jaar met de auto te zullen rijden. Medio 2012 moet X een vragenformulier invullen, alsmede een rittenregistratie en overige documentatie overleggen. Volgens de inspecteur voldoet de registratie niet aan de wettelijke eisen en is de auto gesignaleerd op locaties die niet overeenkomen met de registratie. De signaleringen zijn afkomstig van politiecamera's met Automatic Number Plate Recognition (ANPR). In geschil zijn de aan X opgelegde naheffingsaanslagen loonheffingen over 2010, 2011 en 2012. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur gebruik mag maken van de informatie die is vergaard met behulp van de ANPR-camera's. Het verzamelen en gebruiken van de kentekengegevens past namelijk binnen de algemene wettelijke taak die de Belastingdienst heeft. De ruime controlebevoegdheid van de Belastingdienst is niet in strijd met art. 8 EVRM. Het beroep van X is ongegrond. X komt in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur over de met ANPR-camera's verzamelde gegevens beschikt zonder de daarvoor vereiste wettelijke grondslag en als resultaat van een systematische inbreuk op artikel 8 EVRM. Onder die omstandigheden kan deze informatie door de inspecteur niet worden gebruikt om daarop de naheffingsaanslagen te baseren. Het verzamelen, vastleggen, bewerken, bewaren en gebruiken van de ANPR‑gegevens, zoals dat in feite heeft plaatsgevonden, behoeft een voldoende precieze wettelijke grondslag. De inmenging in het privéleven moet berusten op een naar behoren bekend gemaakt wettelijk voorschrift waaruit de burger met voldoende precisie kan opmaken welke op zijn privéleven betrekking hebbende gegevens met het oog op de vervulling van een bepaalde overheidstaak kunnen worden verzameld en vastgelegd, en onder welke voorwaarden die gegevens met dat doel kunnen worden bewerkt, bewaard en gebruikt. Er is niet één wettelijke bepaling die de inspecteur een voldoende precieze grondslag verschaft voor de gevolgde handelwijze, aldus de Hoge Raad. Het beroep in cassatie is gegrond. De naheffingsaanslagen en bijbehorende boetebeschikkingen worden vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 8

Algemene wet inzake rijksbelastingen 55

Wet op de loonbelasting 1964 13bis

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Belastingen van lagere overheden, Internationaal belastingrecht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 27 februari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen