De belastingdienst legt aan X op 7 juli 2010 ambtshalve een aanslag IB/PVV 2007 op berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 207.020. Op 6 juli 2010 maakt de advocaat van X pro-forma bezwaar tegen de aanslag. Op 4 augustus 2010 maakt de belastingadviseur van X vervolgens tot behoud van rechten bezwaar tegen de aanslag. Op 19 oktober 2010 dient de belastingadviseur de aangifte IB/PVV 2007 van X in naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 161.589 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1700. Op 23 november 2010 verklaart de belastingdienst het bezwaar van X niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Wel wordt de aanslag ambtshalve verminderd in overeenstemming met de ingediende aangifte. De belastingdienst stuurt de uitspraak op bezwaar naar het adres van de belastingadviseur. Het beroep wordt buiten de beroepstermijn ingediend.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat de inspecteur heeft gehandeld overeenkomstig art. 6:17 Awb door de uitspraak op bezwaar te sturen naar de belastingadviseur van X. De rechtbank verwerpt de stelling van de advocaat dat de uitspraak ook naar hem gestuurd had moeten worden en overweegt daarbij als volgt. Uit een brief van de advocaat aan de rechtbank blijkt dat de belastingadviseur op verzoek van de advocaat als motivering van het het bezwaar de aangifte heeft ingediend. Dit betekent volgens de rechtbank dat de belastingadviseur handelde als substituut-gemachtigde van X. Gelet op het voorgaande leidt het feit dat de inspecteur de uitspraak op bezwaar niet (tevens) naar de advocaat heeft gestuurd niet tot een verschoonbaarheid van de overschrijding van de beroepstermijn. De rechtbank verklaart het beroep daarom wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk.