A-G IJzerman is van mening dat ook de zelfs door deskundigen niet voorziene hoge veilingprijs van € 23 miljoen terecht bij de waardering tot uitgangspunt is genomen.

Tot de nalatenschap van erflater behoort een antieke Chinese pot. In de aangifte successierecht van medio 2004 is aan zijn "sieraden, schilderijen en antiek" een totale waarde toegekend van € 12.500. De desbetreffende pot blijkt echter zeer zeldzaam te zijn en wordt medio 2005 bij een veiling in Londen verkocht voor € 23 miljoen. De erfgenamen, X1, X2, X3 en X4 (belanghebbenden), dienen eind 2005 een suppletie-aangifte in waarbij de pot, conform schatting veilinghuis, wordt gewaardeerd op € 100.000. In geschil zijn de aan hen opgelegde navorderingsaanslagen successierecht, waarbij de pot is gewaardeerd op € 23 miljoen. Rechtbank 's-Gravenhage stelt de waarde van de pot in goede justitie vast op € 10 miljoen. Hof Den Haag oordeelt dat bij de waardebepaling terecht de 20 maanden na het overlijden gerealiseerde veilingprijs tot uitgangspunt is genomen. De prijs die op een veiling tot stand komt, is namelijk bij uitstek de waarde in het economische verkeer. De waarde van € 10 miljoen is terecht, gelet op de na het overlijden sterk gestegen prijsniveau van antiek Chinees porselein. X1, X2, X3 en X4 gaan in cassatie.

Advocaat-Generaal IJzerman is van mening dat ook de zelfs door deskundigen niet voorziene hoge veilingprijs van € 23 miljoen terecht bij de waardering tot uitgangspunt is genomen. De waarde in het economische verkeer op het waarderingstijdstip moet worden vastgesteld aan de hand van de op dat moment bestaande en voorzienbare waardebepalende feiten en omstandigheden, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden die daar een licht op kunnen werpen. Het doet er volgens de A-G niet toe dat die feiten en omstandigheden pas bekend zijn geworden na de overlijdensdatum. Verder is de feitenrechter niet verplicht een (door een partij ingewonnen) deskundigenadvies te volgen, ook niet als het de waardering van unieke kunstvoorwerpen betreft. Op grond van de vrije bewijsleer mag de rechter uit de vaststaande feiten zijn eigen conclusie trekken. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 21

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 15 juli

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen