De Kennisgroep successiewet van de Belastingdienst heeft antwoord gegeven op de vraag: hoe wordt bij een verkrijging (met een tegenprestatie) bepaald welk gedeelte van de latente inkomstenbelasting in mindering mag worden gebracht bij toepassing van de BOR?
Wanneer een verkrijging is belast met schenk- en erfbelasting en er een IB-latentie ontstaat doordat de doorschuifregeling wordt toegepast, is er sprake van dubbele heffing. Als tegemoetkoming kan de verkrijger op basis van artikel 20 lid 5 Successiewet 1956 een IB-latentie als schuld in mindering brengen op zijn verkrijging.
De aftrek wordt niet, zoals vóór 2010 het geval was, berekend aan de top maar door middel van een evenredige toerekening van de latentie aan de vrijgestelde en niet-vrijgestelde delen van een verkrijging.
De omslagberekening die daarbij wordt gebruikt, is: belast deel verkregen ondernemingsvermogen / (verkregen ondernemingsvermogen minus tegenprestatie) x IB-latentie zonder toepassing BOR.
Een tegenprestatie die de verkrijger is verschuldigd verlaagt de verkrijging. Hierover is geen schenk- of erfbelasting verschuldigd. Met betrekking tot het bedrag van de tegenprestatie doet zich bij de verkrijger dan ook geen samenloop voor en kan er geen latentie in aftrek worden gebracht.
Lees ook het thema De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.17c
Wet inkomstenbelasting 2001 4.17a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 9 juni