Nederland mag op grond van art. 13 lid 4 Verdrag Nederland-Frankrijk heffen over een vervreemdingsvoordeel dat wordt behaald bij verkoop van aandelen in een in Nederland gevestigde BV die indirect, via een Nederlandse dochter BV, in Frankrijk gelegen onroerende goederen houdt. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH aanslag.

X woont in Nederland en is enig aandeelhouder van Y Holding BV. Deze BV is gevestigd in Nederland en heeft een 100% deelneming in Z BV, welke vennootschap ook in Nederland gevestigd is. Z BV heeft belangen in meerdere in Frankrijk gevestigde transparante en niet-transparante vennootschappen die eigenaar zijn van in Frankrijk gelegen onroerende goederen. De debetzijde van de geconsolideerde balans van Y Holding BV bestaat per 31 december 2021 voor meer dan 70% maar minder dan 90% uit Franse onroerende goederen. X is voornemens om de aandelen Y Holding BV te vervreemden (te schenken) aan zijn kinderen. De schenking vormt in Nederland een belaste vervreemding van het aanmerkelijk belang. Aangenomen mag worden dat deze schenking volgens de Franse wetgeving niet belast is. De vervreemding van de aandelen Y Holding BV is noch aan te merken als vervreemding van een onroerende zaak noch als vervreemding van aandelen van een onroerendezaakvennootschap. Nederland is exclusief heffingsbevoegd over het vervreemdingsvoordeel en hoeft geen voorkoming van dubbele belasting te verlenen.

Lees ook het thema Betalingsfaciliteit bij vervreemding box 2‑aandelen.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Algemeen verdrag tussen Nederland en Frankrijk inzake de sociale zekerheid 13

[Nieuwsbron]

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 17 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

507

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen