X dient in 2016 aangiften IB/PVV voor 2012 in, waarin een negatief inkomen en een herinvesteringsreserve zijn opgenomen. De inspecteur behandelt de aangiften als bezwaar en legt na overleg een navorderingsaanslag op met een aanzienlijk hoger belastbaar inkomen. X maakt bezwaar tegen de belastingrente, die berekend is over een periode van 1 juli 2013 tot 22 januari 2019. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond, waarna X in hoger beroep gaat. In geschil is of de inspecteur na 24 augustus 2017 dan wel 8 december 2017 nog belastingrente in rekening mag brengen, gelet op het zorgvuldigheidsbeginsel.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur zorgvuldig heeft gehandeld. Gelet op het door de inspecteur uitgevoerde onderzoek, de complexiteit van de zaak, de communicatie die tussen partijen heeft plaatsgehad over de exacte fiscale gevolgen en het eventuele compromis kan namelijk niet worden geconcludeerd dat de inspecteur te lang heeft gewacht met het opleggen van de navorderingsaanslag 2012. De inspecteur heeft ook niet onzorgvuldig gehandeld door overeenkomstig de wettelijke bepalingen belastingrente te berekenen over een correctie die het gevolg is van de omstandigheid dat X verzuimd heeft tijdig aangifte te doen en de alsnog ingediende aangiften onjuist bleken te zijn. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc
Algemene wet bestuursrecht 3:2
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 17 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag