Rechtbank Midden-Nederland ziet in het arrest van de Hoge Raad over de levensduurverlenging geen reden om terug te komen op haar oordeel dat de ingrijpende renovatie van het verzorgings-/verpleeghuis van X reden is om de levensduur van het object te verlengen.

X is eigenaar van een verzorgings-/verpleeghuis. In geschil zijn de WOZ-beschikking en de OZB-aanslag voor dit object.

Rechtbank Midden-Nederland ziet geen reden om terug te komen op haar oordeel dat de ingrijpende renovatie van het verzorgings-/verpleeghuis van X reden is om de levensduur van het object te verlengen. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze procedure tot een ander oordeel te komen dan waartoe zij in de uitspraak van 15 maart 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:994, V-N Vandaag 2018/625 is gekomen. Dat betekent dat de heffingsambtenaar ook in de onderhavige procedure aannemelijk heeft gemaakt dat de renovatie dusdanig omvangrijk en ingrijpend is geweest dat dit aanleiding vormt om bij de bepaling van de correctie voor technische veroudering van de afbouw en de installaties uit te gaan van een technische levensduur van respectievelijk 25 en 15 jaar, met ingang van 2012. De heffingsambtenaar heeft dus terecht gerekend met een resterende technische levensduur van respectievelijk 20 jaar en 10 jaar, te rekenen vanaf de waardepeildatum. Het arrest HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:169, V-N 2020/8.23 is voor de rechtbank geen reden om anders te oordelen. De rechtbank oordeelt verder dat het object van X niet in hoofdzaak dient tot woning. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verkeersruimten niet volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220a

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 15 mei

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen