X bv doet eind 2016/begin 2017 BPM-aangifte voor een Land Rover en een Porsche, waartoe respectievelijk € 33.956 en € 16.727 wordt voldaan. Volgens Rechtbank Gelderland kan door X bv voor de Porsche een extra leeftijdskorting worden toegepast, zodat die verschuldigde BPM € 545 lager wordt. Slechts één van beide beroepen is gegrond, zodat X bv de helft van het griffierecht krijgt vergoed. X bv stelt in hoger beroep dat de bruto-BPM moet worden berekend op basis van de tarieven van het jaar dat voorafgaat aan dat waarin de auto’s voor het eerst tot de weg zijn toegelaten.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat eind 2016/begin 2017 op de Nederlandse markt vergelijkbare nieuwe auto’s zijn geregistreerd waarbij minder bruto-BPM is geheven. Voor twee Landrovers en veertig Porsche’s is in die periode namelijk conform art. 16a Wet BPM 1992 het tarief van het voorafgaande jaar toegepast. Uitgaande van de lagere rest-BPM van de referentie-auto’s wordt de onderhavige BPM vastgesteld op € 29.897 en € 14.232. Het beroep van X bv is ook gegrond met betrekking tot de griffierechtvergoeding die de rechtbank heeft toegekend. Ook bij gegrondverklaring van slechts één van beide beroepen moet het volledige griffierecht worden vergoed.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16a
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 15 mei