De gemeente Wageningen koopt een perceel grond voor € 1 exclusief btw van een stichting, realiseert daarop een schoolgebouw (bouwkosten € 18,8 mln) en brengt de op de bouw drukkende btw in aftrek. De grond wordt vervolgens samen met het nieuwe schoolgebouw terugverkocht aan de stichting voor € 440.000 inclusief € 70.552,10 aan btw. In geschil is of de inspecteur de btw op de bouw (€ 3.307.603) terecht heeft nageheven bij de gemeente. Hof Arnhem-Leeuwarden meent van niet en vernietigt de naheffingsaanslag.
De Hoge Raad stemt in met het oordeel van het hof dat de levering van het schoolgebouw aan de stichting een economische activiteit is. Bij deze beslissing heeft het hof kennelijk als uitgangspunt genomen dat de waarde in het economische verkeer van de grond inclusief opstallen € 1.660.000 exclusief btw is, en heeft daaruit de conclusie getrokken dat de vergoeding van € 400.000 inclusief btw niet een symbolische vergoeding is. Dit uitgangspunt berust op aan het hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen en is verder feitelijk van aard en niet onbegrijpelijk, en leidt volgens de Hoge Raad tot een (eind)oordeel dat niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad is het echter niet eens met de beslissing van het hof om de naheffingsaanslag te vernietigen. Het hof had de naheffingsaanslag in stand moeten laten voor dat gedeelte waartegen de gemeente in (hoger) beroep geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd. De overige middelen van de staatssecretaris kunnen niet tot cassatie leiden (vlg. HR 25 april 2014, nr. 13/00959, BNB 2014/158). De Hoge Raad doet de zaak zelf af en vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 101.475.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:69
Wet op de omzetbelasting 1968 3