Belanghebbende, X, gaat vanaf 1 januari 1995 een maatschap aan met zijn vader. Tot die datum heeft de vader de agrarische onderneming voor zijn eigen rekening gedreven. Wegens uittreding van de vader eindigt de maatschap op 31 december 2003. X zet daarna het agrarische bedrijf voor eigen rekening en risico als eenmanszaak voort. In 2007 doet X aangifte schenkingsrecht van nihil in verband met de ontbinding van de maatschap en het voortzetten van de onderneming. X verzoekt om toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van art. 35c SW 1956. In geschil is of de vader door te kiezen voor het aangaan van een maatschap met X een schenking aan X heeft verricht.
Hof Leeuwarden oordeelt dat de vader X niet heeft bevoordeeld door met hem een maatschap aan te gaan. In de enkele keuze van de vader voor het aangaan van een maatschap ligt niet een materiële bevoordeling van X besloten. Ook het daadwerkelijke aangaan van de maatschapsovereenkomst met overnemingsbeding vormt geen bevoordeling van X, aldus het hof. De inspecteur erkent dat bij de uitoefening van het overnemingsbeding in 2003 geen bevoordeling heeft plaatsgevonden. Desgevraagd kan hij ter zitting niet aangegeven waarom het aangaan van de overeenkomst met overnemingsbeding in 1995 en in het bijzonder het om niet verkrijgen van het melkquotum, wel tot een bevoordeling zou leiden. Ook kan de inspecteur niet aangegeven welke waarde aan de eventuele bevoordeling is toe te kennen en hoe daarbij rekening gehouden zou moeten worden met de vele onzekerheden en de wil van partijen tot voortzetting van de onderneming. Verder is het zo dat de vader de stille reserves heeft voorbehouden en enkel het gebruik en genot van het merendeel van de activa heeft ingebracht, zodat ook daarin geen directe bevoordeling van X is gelegen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Leeuwarden
Editie: 13 februari