Hof Amsterdam stelt prejudiciële vragen in een zaak waarbij de inspecteur weigert om (achter)kleindochtervennootschappen in een f.e. op te nemen omdat de aandelen in de vennootschappen worden gehouden via een Duitse vennootschap.

 

Belanghebbende, X bv, houdt 97% van de aandelen in het Duitse I AG. I AG houdt indirect de aandelen in de Nederlandse vennootschappen X2 bv, X3 bv en X4 bv. X bv verzoekt de inspecteur om samen met – onder andere – X2 bv, X3 bv en X4 bv als f.e. voor de VPB te worden aangemerkt. De inspecteur wijst het verzoek af, omdat de Duitse tussenhoudster geen deel uitmaakt van de f.e. X bv is van mening dat de eis dat I AG deel moet uitmaken van de f.e. in strijd is met de vrijheid van vestiging. Zij beroept zich daarbij op het Papillon-arrest van het HvJ EU. Rechtbank Haarlem oordeelt dat het toestaan van een f.e. als door X bv voorgestaan, het gevaar van binnenlandse dubbele verliesverrekening met zich brengt. Volgens de rechtbank waarborgt de weigering om een f.e. in het geval van X bv toe te staan de samenhang van de regeling van de f.e. Vervolgens onderzoekt de rechtbank of de regeling niet verder gaat dan noodzakelijk is voor het waarborgen van de samenhang van de regeling van de f.e. Volgens de rechtbank blijkt dat het gevaar van dubbele verliesverrekening voorkomen zou kunnen worden in de voorgestane f.e. als vergelijkbare bepalingen zouden gelden als de bepalingen die zijn opgenomen in de art. 34 e.v. van het Besluit f.e. 2003. De rechtbank wijst het verzoek van X bv toe om met ingang van 1 januari 2009 in een f.e. ex art. 15 Wet VPB met de kleindochtervennootschappen X2 bv, X3 bv en X4 bv te worden gevoegd.

Hof Amsterdam overweegt dat er sprake zou kunnen zijn van een verboden beperking van de vrijheid van vestiging. Volgens het hof is er echter ruimte voor twijfel aanwezig. Het hof besluit dan ook om vier vragen aan het Hof van Justitie EU (HvJ EU) voor te leggen. Het hof stelt onder andere de vraag of er sprake is van een beperking van de vrijheid van vestiging in de zin van art. 43 EG-verdrag juncto art. 48 EG-verdrag, doordat aan X bv de toepassing van de Nederlandse regeling van de fiscale eenheid op de werkzaamheden en het vermogen van de in Nederland gevestigde (achter)kleindochtervennootschappen X2 bv, X3 bv en X4 bv, wordt onthouden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingrecht algemeen, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 22 januari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen