Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat multilevel marketing wordt gebruikt als een methode om producten te verkopen, zodat geen sprake is van onvoorspelbare factoren die niet door een onafhankelijk vertegenwoordiger zijn te beïnvloeden.
Belanghebbende, de heer X, is zelfstandig verkoper van Y bv. Deze bv biedt multilevel marketingdiensten aan op het vlak van telecommunicatie en energie. X wijst potentiële klanten door naar Y bv en werft voor haar ook andere nieuwe verkopers. In 2013 ontvangt X daartoe als totale beloning € 26.044. X geeft dit niet aan in zijn IB-aangifte. De inspecteur belast dit vervolgens als resultaat uit overige werkzaamheden. Volgens Rechtbank Den Haag kon X redelijkerwijs voordeel verwachten en is het een bron van inkomen. Dat sprake is van een objectieve winstverwachting volgt allereerst uit het feit dat X er aanzienlijke inkomsten mee heeft gegenereerd. Voorts is van belang dat in 2014 en 2015 ook positieve resultaten zijn behaald. X stelt in hoger beroep dat het een vorm van speculatie is, waarop hij geen invloed had (conform Hof Amsterdam 3 januari 2003, nr. 01/3411, V-N 2003/9.3.3 en HR 24 december 2004, nr. 39.447, V-N 2005/37.13).
Hof Den Haag oordeelt dat multilevel marketing wordt gebruikt als een methode om producten te verkopen, zodat geen sprake is van onvoorspelbare factoren die niet door een onafhankelijk vertegenwoordiger zijn te beïnvloeden. De inspecteur heeft voorts onweersproken gesteld dat X ook in 2011, 2012, 2014 en 2015 positieve resultaten heeft gerealiseerd van respectievelijk € 8.208, € 29.506, € 8.579 en € 6.383. Ten aanzien van de activiteiten voor Y bv is dus sprake van een objectieve voordeelsverwachting (zie HR 24 juni 2011, nr. 10/01299, V-N 2011/32.10). Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90