Rechtbank Den Haag oordeelt dat de auto ten onrechte niet is overgebracht naar het EU/EER-land waar het nieuwe kenteken is afgegeven. Aangezien vaststaat dat de auto rechtstreeks naar een niet-EU/EER-land is geëxporteerd, is de teruggaaf terecht geweigerd.
Belanghebbende, X bv, heeft vanaf 9 februari 2017 een personenauto op haar naam staan. De registratie in Nederland is op 10 februari 2017 beëindigd. Op 13 februari 2017 krijgt de auto in Duitsland een (regulier) kenteken. Op 14 februari 2017 wordt de auto verkocht aan een inwoner van Albanië. Deze brengt de auto rechtstreeks over naar Albanië. In geschil is of de BPM-exportteruggaaf van € 2.563 terecht is geweigerd.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de auto ten onrechte niet is overgebracht naar het EU/EER-land waar het nieuwe kenteken is afgegeven. Aangezien vaststaat dat de auto rechtstreeks naar een niet-EU/EER-land is geëxporteerd, is de teruggaaf terecht geweigerd. Het maakt niet uit dat in de wetsgeschiedenis is geconstateerd dat de nieuwe inschrijving in het andere EU/EER-land niet duurzaam hoeft te zijn. De vraag of sprake is van een schijnhandeling of fraus legis (zie HR 15 maart 2013, nr. 11/05609, V-N 2013/15.19) kan in het midden blijven. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 25 mei