X ontvangt in 2018 een uitkering van de gemeente. Conform de opgave van de gemeente aan de Belastingdienst bestaat die onder meer uit een terugvordering op X van € 4700. Dit is vastgelegd in het digitale Fiscaal Loon Gegevens-systeem en bij het doen van de aangifte over 2018 heeft X zich akkoord verklaard met de aldus vooringevulde gegevens. Uit de aangifte volgt een teruggaaf van € 1545, die volgens X te laag is. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat de op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarfase ten onrechte niet aan hem zijn toegestuurd.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat in de bezwaarfase voor de gedingstukken alleen een inzagerecht geldt. Pas in de beroepsfase moet de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken naar de rechter sturen. Aan het niet bij die stukken voegen door de inspecteur van een e-mail van X zelf, worden geen gevolgen verbonden. De brieven die X aan de Belastingdienst Toeslagen heeft gestuurd, zijn geen onderdeel van de onderhavige gedingstukken en blijven dus buiten beschouwing. X maakt voorts niet aannemelijk dat zijn inkomen onjuist is vastgesteld. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet bestuursrecht 7:4